Het Woord van God


  • In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Zijn heerlijkheid aanschouwd, een heerlijkheid als des Eniggeborenen van den Vader), vol van genade en waarheid.
    Johannes 1:1,14
  • Doch Hij, antwoordende, zeide: Er is geschreven: De mens zal bij brood alleen niet leven, maar bij alle woord, dat door den mond Gods uitgaat.
    Mattheüs 4:4
  • Ik heb Uw rede in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.
    Psalmen 119:11
  • Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.
    Johannes 15:3
  • De opening Uwer woorden geeft licht, de slechten verstandig makende.
    Psalmen 119:130
  • Benaarstig u, om uzelven Gode beproefd voor te stellen, een arbeider, die niet beschaamd wordt, die het Woord der waarheid recht snijdt.
    2 Timotheüs 2:15
  • Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel, en des geestes, en der samenvoegselen, en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten.
    Hebreeën 4:12
  • De Geest is het, Die levend maakt; het vlees is niet nut. De woorden, die Ik tot u spreek, zijn geest en zijn leven.
    Johannes 6:63
  • De hemel en de aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.
    Mattheüs 24:35
  • En, als nieuwgeborene kinderkens, zijt zeer begerig naar de redelijke onvervalste melk, opdat gij door dezelve moogt opwassen;
    1 Petrus 2:2